Spraakstoornissen

Articulatiestoornissen

Het betreft hier stoornissen waarbij spraakklanken niet of verkeerd uitgesproken worden. Het kan dus zowel om een weglating, vervanging of vervorming gaan. De bekendste articulatiestoornissen zijn het lispelen en het niet kunnen uitspreken van de [r]. Soms komt een meervoudige articulatiestoornis voor waarbij verschillende klanken worden weggelaten, vervangen of vervormd. Wanneer een kind in zijn spraakontwikkeling duidelijk achter is ten opzichte van zijn leeftijdgenoten, spreken we van een vertraagde spraakontwikkeling. Bij een open neusspraak ontsnapt er te veel lucht langs de neus. Bij gesloten neusspraak ontsnapt de lucht bij vorming van de nasale medeklinkers [m], [n], [ng] door de mond.

Afwijkend mondgedrag

Er bestaat een duidelijk verband tussen mondgewoonten en articulatie. Afwijkend mondgedrag - zoals mondademen, duimzuigen en tongpersen (foutief slikken) - resulteert vaak in een spraakstoornis. Er is ook een verband tussen gebitsafwijkingen en afwijkende mondgewoonten. Het komt wel vaker voor dat de logopedist afwijkende mondgewoonten en articulatie samen behandelt. De orthodontist behandelt dan de gebitsafwijking.

Motorische spraakstoornissen of dysartrie

Bij patiƫnten met een aandoenig van het zenuwstelsel is meestal ook de spraak gestoord. Bij kinderen gaat het om hersenverlamming of een spierziekte. Bij volwassenen is er sprake van een verworven stoornis. Voorbeelden hiervan zijn dysartrie ten gevolge van de ziekte van Parkinson of ten gevolge van multiple sclerose. De spraak is moeilijk verstaanbaar omwille van een stoornis in de spierspanning en/of de coƶrdinatie van de spieren. De logopedist geeft oefeningen om de spraak en de andere mondfuncties te verbeteren. Daarnaast wordt er ook gezocht naar hulpmiddelen om de spraak te ondersteunen of te vervangen.

Stotteren

Stotteren is een stoornis in het vloeiende verloop van de spreekbeweging en kan zich uiten in het herhalen van klanken of woorddelen, het aanhouden van klanken of het blokkeren bij het op gang komen van de stemgeving en de articulatie. Naarmate de stoornis ernstiger wordt, treden secundaire gedragingen op. We zien dan bijvoorbeeld negatieve emotionele en cognitieve reacties. Deze kunnen resulteren in spreekangst en vermijdingsgedrag. Stotteren begint nagenoeg steeds tussen het tweede en het zevende levensjaar. Vroegtijdig ingrijpen is cruciaal om stotteren niet te laten evolueren tot een handicap.